Bufferzones: een manier om de aanwezigheid van meststoffen in oppervlaktewateren te verminderen
In Vlaanderen zijn er, net als in Wallonië, specifieke maatregelen voor het gebruik van meststoffen om aquatische milieus zoals rivieren en vijvers te beschermen. Een te hoge concentratie van meststoffen in het oppervlaktewater bevordert de ontwikkeling van microalgen, die een risico kunnen vormen voor de aquatische biodiversiteit. Om dit fenomeen te voorkomen, zijn bufferzones een van de meest zichtbare maatregelen op akkers.
Bufferzones zijn stroken land met een breedte die wordt bepaald door de regio's en die langs oppervlaktewateren liggen (rivieren, vijvers, enz.) of land dat verbonden is met een regenwateropvangsysteem (berm, sloot, enz.). Het is verboden om meststoffen op deze stroken te sproeien of te strooien om het risico te verkleinen dat ze in het milieu terechtkomen en om de vruchtbaarheid van het perceel te garanderen. Wallonië heeft gekozen voor een bufferzone van 6 meter langs waterlopen, terwijl Vlaanderen deze heeft vastgelegd op 5 meter.
Het weer is ook een belangrijke factor om rekening mee te houden. Bij hevige regen kunnen oplosbare meststoffen wegspoelen. De bufferzone fungeert dan als een barrière, zodat ze niet rechtstreeks in de waterloop terechtkomen. Bufferzones moeten over het algemeen permanent begroeid zijn (gras, hagen, bloemenstroken, enz.). Bij afspoeling vangen de planten op deze strook de meststoffen op.
Deze zones bieden niet alleen bescherming voor het aquatisch milieu, maar worden ook toevluchtsoorden voor de biodiversiteit, afhankelijk van de aanwezige vegetatie. Nuttige insecten kunnen zich er ontwikkelen en fungeren als natuurlijke vijanden van schadelijke insecten.