Milieu
Meststoffen komen vaak negatief in het nieuws omwille van problemen gerelateerd aan de eutrofiëring van water vooral als gevolg van te hoge hoeveelheden aan stikstof en fosfaten en de verzuring van natuurlijke ecosystemen. De situatie in Vlaanderen is vrij specifiek. 70% van de stikstofbehoefte van de landbouwgewassen en ongeveer 95% van de fosforbehoefte wordt ingevuld door organische meststoffen, vooral dierlijke mest afkomstig van runderen en varkens. Oplossingen worden dan ook vooral in deze richting gezocht.
Beheersen van uitspoeling nitraten
Verhoogde nitraatconcentraties in grond- en oppervlaktewater zijn niet wenselijk. De EU-nitratenrichtlijn van 1991 heeft de toelaatbare limiet vastgesteld op 50 mg/l. Nitraatuitspoeling is fundamenteel niet afhankelijk van de bron van stikstof. Deze kan afkomstig zijn uit mineralisatie van organische bodemmassa, organische mest, plantenresten of onoordeelkundig gebruikte minerale meststoffen. Onvoorziene weerfenomenen, zoals stortbuien na een warme periode, en moeilijk te voorspellen groeicurven van planten zijn maar enkele onzekerheden die een optimaal nutriëntenbeheer niet gemakkelijk maken.
Nitraatuitspoeling vindt plaats wanneer de grond wordt doordrenkt met water en het nitraat tot onder de wortelzone spoelt door doorsijpelend regen- of irrigatiewater. Nitraat is niet gebonden aan gronddeeltjes en blijft in de grondoplossing achter, alwaar het vrijelijk mee stroomt met het bodemwater. Ammonium is voornamelijk gebonden aan kleideeltjes in de grond en daarom minder vatbaar voor uitspoeling.
Ureum wordt door middel van hydrolyse snel omgezet in ammonium en daarna in nitraat door bacteriologische activiteit. Dit leidt tot uitstoot buiten de groeiperiode. Bovendien is de ureummolecule zeer mobiel en kan deze na gebruik door zware neerslag rechtstreeks wegspoelen naar de ondergrond.
Tijdens de groeiperiode is er nauwelijks sprake van uitspoeling. De meeste nitraatverliezen als gevolg van water vinden buiten de teeltperiode plaats, in de winter. Het algemene doel is daarom de nitraatconcentraties in de grond aan het einde van de teeltperiode te minimaliseren.
Uitspoeling kan worden geminimaliseerd door:
- Vaststellen van het stikstofgehalte in de grond door het op de juiste wijze nemen van monsters en analyse (werkzame stikstof).
- Gedoseerd gebruik van stikstof om snelle opname door planten tijdens de groeiperiode te verzekeren.
- Gebruik van DAN-meststoffen met een snelle, voorspelbare afgifte van stikstof.
- Aanpassen van het stikstofgebruik aan de reële behoefte van gewassen, voor zover mogelijk, door de inzet van hulpmiddelen voor precisielandbouw.
- Voldoende ruimte bieden voor een diep en uitgebreid wortelstelsel om stikstof efficiënter te gebruiken.
- Behoud van een doorlatende bodemstructuur.
- Opname van reststikstof door bodembeschermende tussengewassen.
- Gebruik van evenwichtige voedingsstoffen voor de opname van de beschikbare stikstof.
Fosfaten vasthouden in de bodem
Fosfor is een essentiële voedingsstof voor de levende wereld. In zoet water is dit element in slechts lage concentratie aanwezig. Het is de belangrijkste factor die de groei van algen en andere soorten bepaalt. De concentratie van fosfor in het oppervlaktewater moet dus laag worden gehouden om eutrofiëring van het aquatisch milieu te voorkomen (de situatie waarbij er een onevenwicht is in het ecosysteem door een teveel aan nutriënten).
Fosfor wordt grotendeels vastgehouden in de vaste fase van de bodem. Slechts 0,1% van alle fosfor in een bodem bevindt zich in opgeloste fase in het grondwater. In tegenstelling tot nitraat dringt bij wateroverlast slechts heel weinig fosfor door in de diepte en veroorzaakt het geen enkel probleem voor het grondwater.
Op de eerste plaats moet worden voorkomen dat fosfor in de waterloop terechtkomt door de aanleg van bufferzones (hagen, weiden, stroken met struiken of grasachtigen) om afvloeiing langs de helling op te vangen voor die de waterloop bereikt. Het reglement verplicht de aanleg van een met gras begroeide zone zonder bemesting van ten minste vijf meter breed op alle landbouwpercelen die langs een waterloop liggen.
Op langere termijn is het belangrijk de aanvoer van fosfor aan te passen aan de behoeften van de teelten en aan de verspreiding van dit element bij het oogsten om geen overtollige voorraad van die nutriënt op te bouwen in de bodem die groter is dan wat strikt noodzakelijk is voor een goede voeding van de planten. Er moet rekening worden gehouden met alle bemestingsbronnen die dit element bevatten, ongeacht of ze organisch (afvalwater van veeteelt, modder en compost …) dan wel mineraal (minerale meststoffen) zijn.
Terug